Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [9]Alsdan zullen zij roepen tot den HEERE, doch Hij zal hen niet verhoren; maar zal Zijn aangezicht te dier tijd voor hen [10]verbergen, gelijk als zij [11]hun handelingen kwaad gemaakt hebben. 9. Gelijk de plagen [in hfdst.2 vs.3,4,5,10, vermeld] hen zullen treffen, dan zullen zij nog wel zo onbeschaamd zijn dat zij God zullen aanroepen, alsof Hij hen behoorde te helpen; maar zij doen het zonder ware bekering van het hart, alleen uit gevoel van straf, daarom, enz. 10. Zie Deut.31:17, en Job 13:24. 11. Of, zich kwalijk gedragen hebben [in] hun handelingen, gelijk van de bekeerden gezegd wordt, dat zij hun wegen goed maakten. De zin is: Gelijk zij de arme onderdanen geplaagd hebben en zich over die niet hebben ontfermd, alzo zal Ik hun wederom doen, enz. Verg.Jak.2:13.